Bolhuis, die in oktober promoveert aan de Universiteit Leiden, onderzocht de partijprogramma's en de uitvoering hiervan sinds 1986, toen het kabinet Lubbers-II aantrad. "In de verkiezingsrace staat de burger centraal vanwege zijn stem", zegt Bolhuis. "In de kabinetsformatie daarentegen, hebben de politieke onderhandelaars andere belangen en overwegingen en lijkt het bedrijfsleven door te lobbyen de besluitvorming te beïnvloeden."
Bij een formatie blijken partijen meer uit te willen geven dan gepland. Volgens Bolhuis zou dit kunnen komen doordat elke formatiepartij iets wil binnenhalen voor de achterban. Gemiddeld vallen de overheidsuitgaven € 3 miljard per regeerperiode hoger uit door extra uitgaven aan sociale zekerheid, het openbaar bestuur, de zorg en internationale samenwerking.
Vooral middeninkomens en hoge inkomens de dupe
De collectieve lasten stegen bij elke formatie gemiddeld met € 2,9 miljard. Beloofde lastenverlichtingen op arbeid en inkomen gingen vaak niet door en de rekening hiervoor kwam vaak bij huishoudens terecht. Gemiddeld betaalden huishoudens € 4 miljard meer, terwijl bedrijven er gemiddeld € 0,3 miljard op vooruitgingen.
In de praktijk waren vooral middeninkomens en hoge inkomens de dupe van dit beleid. Uitkeringsgerechtigden en lagere inkomens kregen vaak meer koopkracht.
"Dit bewijst dat onderhandelaars in kabinetsformaties in beperkte mate besluiten tot herverdeling ten opzichte van de verkiezingsprogramma's, om een evenwichtig koopkrachtbeeld te kunnen presenteren", zegt Bolhuis.